De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie is geen man die regelmatig publieke verklaringen aflegt, integendeel. Tot hij afgelopen weekend minister van Justitie Geens onder vuur nam. Die uitspraken passen in wat de langste actie-aanzegging ooit moet zijn, want Geens werd al op 20 maart 2015 gewaarschuwd dat er een beleidswijziging moest komen. Zoals altijd luisterde hij ongetwijfeld, maar in essentie veranderde hij niets aan zijn beleid.
Elk protest in een corporatistische en conservatieve hoek duwen is gemakkelijk, maar het debat is veel fundamenteler. De inzet is het gebrek aan middelen, in het bijzonder personeel. Zonder minimale middelen moet men immers improviseren. Een voorbeeld: als noodmaatregel zijn de Nederlandstalige griffies van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg ‘s namiddags niet meer telefonisch bereikbaar. En het is niet dat men als burger dossierinformatie kan raadplegen op een performante website... Als velen nu al op hun tandvlees zitten, hoe zal het dan zijn aan het einde van de legislatuur, wanneer de zwaarste besparing is gepland?
Net als de cipiers vragen de magistraten geen loonsverhoging, maar meer personeel om een dienstverlening tout court te kunnen verzekeren. Ook als die personeelskaders wettelijk zijn verankerd legt de minister ze naast zich neer. De situatie doet zelfs MR-Senaatsvoorzitster Christine Defraigne besluiten dat de middelen van justitie onder het vitale minimum liggen.
Dat de uitgaven voor justitie in andere landen lager zouden liggen is geen argument. Niet alleen zijn die systemen onvergelijkbaar, de vraag is ook welke dienstverlening er wordt geboden. In Frankrijk stelt de minister van Justitie dat justitie door de besparingsdwangbuis ‘clochardiseert’, maar voor de Belgische minister is er geen vuiltje aan de lucht. De enige maatstaf is de concrete realiteit, en geen theoretisch discours. Als magistraten klagen over de personeelsproblemen en burgers over de dienstverlening, dan moeten hun bezorgdheden vooropstaan.
Perverse potpourri
Geens maakt van beide problemen een perverse potpourri. Hij maakt zich sterk dat de toegang tot justitie moeilijker wordt voor de burger, zodat de werklast voor magistraten vermindert. Naast aanzienlijke financiële drempels (btw op advocatenerelonen, verhoging griffierechten, ingeperkte rechtsbijstand,...) voeren de Potpourriwetten allerlei proceduredrempels in, want ‘mensen moeten twee keer nadenken vooraleer te procederen’. Dat dat nadenken niet even lang duurt voor wie de middelen heeft als voor wie ze niet heeft, ontgaat de minister blijkbaar. Een voormalige vennoot van een zakenkantoor mag zo’n fictie van de gelijkheid aanhangen, maar als minister moet men dat overstijgen.
Achter de discussie over de middelen gaat een veel diepgaander debat schuil over de botsing der machten.
In een neoliberaal denkkader wordt de rechterlijke macht herleid tot een verlengstuk van de uitvoerende macht. Dat gebeurt heel subtiel, maar niet minder dwingend. In de eerste plaats via organisatorische mechanismen (korpsoversten die onder het voortdurend gezag van ambtenaren van het ministerie van Justitie worden geplaatst), maar zo’n inbedding heeft ook inhoudelijke gevolgen. Als justitie minder middelen heeft, kan het geen complex onderzoek voeren naar financiële fraude of naar de overheid, die ook wel eens de wet durft te schenden.
Met een boutade: minder middelen geven aan justitie is in het voordeel van wie meer middelen heeft.
De eisen van de magistraten, advocaten en cipiers verdienen dus goedkeuring. Zijn alle problemen van de baan als ze worden ingewilligd? Verre van. Nagenoeg alle spelers erkennen de realiteit van justitie met twee snelheden, of klassenjustitie. Justitie op mensenmaat wordt een werk van lange adem. Maar het debat vandaag is dus cruciaal. Want als de hervormingen van Geens doorgang vinden, wordt de dienstverlening geruïneerd en wordt klassenjustitie geïnstitutionaliseerd. Geen aanlokkelijk toekomstbeeld.
Advocaat Jan Buelens