De verontwaardiging over dit incident is groot. Wie kan nu ernstig menen dat een optreden van politie of justitie het gepast antwoord is op dit soort uitspraken van een achtjarige kind? Deze zorgwekkende uitwas gebeurt nu net in een context van steeds meer repressieve teksten die de vrijheid van meningsuiting verder willen beteugelen.

In Frankrijk bestraft een wet van 14 november 2014 het rechtvaardigen van terrorisme zeer streng: op basis hiervan werden al 234 procedures gestart waarvan er 16 uitmondden in een gevangenisstraf.

In België wil de MR een wetsvoorstel indienen dat nog veel verder gaat en elke persoon wil bestraffen “die bewust (meer bepaald op internet en de sociale media) een mening uit die een terroristisch misdrijf goedkeurt, rechtvaardigt of in een goed daglicht stelt, of die de impact ervan schromelijk minimaliseert en die zo de ideologie die aan de grondslag van het terroristisch misdrijf ligt, legitimeert.”

De wens en de wil om de vrijheid van meningsuiting van personen of groepen te beteugelen die als een bedreiging voor de machthebbers beschouwd worden, bestaat natuurlijk al langer dan vandaag. De laatste Franse en Belgische voorbeelden tonen echter een specifieke tendens: niet zozeer het terroristisch misdrijf zelf wordt geviseerd en ook niet het directe aanzetten tot zulke misdrijven, maar het louter spreken over het misdrijf en zijn oorzaken wordt volledig ingeperkt.

Een terugblik: het bestraffen van uitspraken die de directe aanleiding zijn van het begaan van een misdrijf

Na de oproerige stakingen in de streek van Luik en Charleroi in 1886 zocht men een manier om de leiders van het oproer te criminaliseren. De stakingsleiders, die de strijd tegen de honger en de mateloze uitbuiting aanvoerden, hadden het lef waardige werkomstandigheden en stemrecht te eisen, want toen werden ze op geen enkele manier politiek vertegenwoordigd.

De Belgische wetgever heeft toen het beruchte artikel 66 § 4 in de strafwet ingelast. Dat artikel viseert diegenen die “door woorden in openbare bijeenkomsten of plaatsen gesproken, hetzij door enigerlei geschrift, drukwerk, prent of zinnebeeld het plegen van het feit rechtstreeks hebben uitgelokt, zelfs voor het geval dat die aanzetting zonder gevolg is gebleven”.

De Procureur des Konings van Nijvel vond het nodig deze bepaling te gebruiken om de arbeiders van Clabecq te vervolgen toen die actie voerden tegen de sluiting van hun fabriek. Met name Roberto D’Orazio werd toen vervolgd omdat hij het volgende had verklaard: “Als de politie komt om onze actie te verhinderen, dan zal het hier stuiven.”

Het bestraffen van uitspraken die het risico creëren dat er een terroristisch misdrijf gepleegd wordt

De strafwetgeving inzake terrorisme wordt steeds meer preventief en vrijheidsbelemmerend. De Belgische wetgever heeft zo in het strafrechtelijk arsenaal het misdrijf ingevoerd van het indirecte aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf.

Dat betekent concreet dat een persoon, ook al roept hij op geen enkele manier op tot terroristische misdrijven, toch veroordeeld kan worden, zelfs zonder enige concrete actie, als een rechter het gevoel heeft een verborgen discours te ontwaren dat aanzet tot het plegen van zulke daden. Zo’n interpretatie is erg delicaat en zal natuurlijk in grote mate afhangen van de overtuiging van de rechter.

“In de toekomst zullen alle uitspraken, of ze nu militant zijn of zich louter baseren op de mensenrechten, begrepen of geïnterpreteerd kunnen worden als het indirecte aanzetten tot terrorisme. We zullen ons op elk niveau in een virtuele logica bevinden”, hekelde Alexis Deswaef, voorzitter van de Ligue des Droits de l’Homme.

Het bestraffen van uitspraken die een terroristisch misdrijf rechtvaardigen

De twee strafbaarstellingen die we hierboven kort vermeldden, zijn gevaarlijk in een rechtstaat. Ze vormen mogelijke inbreuken op de vrijheid van meningsuiting enerzijds en dragen anderzijds een niet te verwaarlozen risico in zich om voor puur politieke doeleinden gebruikt te worden.

De meest recente strafbaarstelling, het indirecte aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf, vormt een ernstige inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Wat men minimum kan verwachten van een rechtstaat is om deze nieuwe bepaling te evalueren alvorens men verder gaat in het beperken van onze fundamentele rechten.

Zonder echter een ernstige evaluatie van de bestaande wetgeving af te wachten, profiteert de MR van het ‘gunstige’ klimaat om een wetsvoorstel in te dienen dat een mening strafbaar stelt “die een terroristisch misdrijf goedkeurt, probeert te rechtvaardigen of in een goed daglicht stelt, of die de impact ervan schromelijk minimaliseert.”

In een interview in La Libre Belgique geeft mijnheer Ducarme uitleg over zijn voorstel: “We hebben gegevens uit Frankrijk waaruit blijkt dat na de gebeurtenissen in Parijs, in één week tijd, 17.000 berichten geregistreerd  werden die de aanslagen rechtvaardigden. We moeten zulke berichten ook in België kunnen registreren.” De ‘liberaal’ Ducarme verbergt niet dat hij een massale controle op meningen en gedachten wil instellen. En hij voegt er trots aan toe: “Onze tekst is een beperking van de vrijheid van meningsuiting, maar we aanvaarden die volledig.” Mijnheer Ducarme spreekt zichzelf graag tegen: ’s morgens is de vrijheid van meningsuiting “niet onderhandelbaar”, ’s avonds wordt er vervolgd voor het rechtvaardigen van terroristische misdrijven.

Het is gevaarlijk om een uitspraak waarin het terrorisme verheerlijkt wordt als terrorisme te beschouwen, want de grens tussen het louter hebben van een mening over iets en het rechtvaardigen van iets is zeer vaag. In plaats van het terrorisme zelf, viseert dit wetsvoorstel iedereen die afwijkende en/of radicale ideeën heeft.

Als deze tekst aangenomen wordt, zal het bijzonder gevaarlijk worden om over de vele oorzaken van terrorisme te praten, zoals bijvoorbeeld het falen van de overheid in de volkswijken (concentratiescholen, gebrek aan sociale woningen…) of onze riskante deelname aan sommige militaire interventies. Dit verbod om zich uit te spreken, om van gedachten te wisselen, om niet akkoord te gaan om een bepaalde daad terroristisch te noemen, spruit voort uit een bepaalde oorlogslogica waarin ‘de vijand’ gediaboliseerd moet worden, waarin zijn daad niet uit te leggen valt omdat hij het absolute kwaad incarneert en hij de vernietiging van ons model wil, dat het wezen van de democratie vormt. Nu er zo gepronkt wordt met bepaalde troeven een autoritair regime waardig, zou men kunnen gaan twijfelen aan die pretentie.

Afgezien van deze kritiek is het noodzakelijk om het begrip terrorisme in vraag te blijven stellen. Gezien de huidige dolle race naar steeds meer veiligheidsmaatregelen, is het erg delicaat geworden om daarover te spreken. Als het voorstel van de MR wet wordt, zal het onmogelijk worden.

Terrorisme is een politiek en subjectief concept. Dit lasterlijke etiket kan om verschillende politieke redenen gebruikt worden. Werden in het verleden ooit al als terroristische organisaties beschouwd: een vakbond, een bevrijdingsbeweging, een milieubeweging en de hele strijd tegen de apartheid. Laat ons niet vergeten dat het tot 2008 geduurd heeft eer Nelson Mandela, Nobelprijswinnaar voor de Vrede in 1993, en zijn partij van de beruchte terroristenlijst van de VS gehaald werden.

Standpunt gepubliceerd op de website van RTBF: http://www.rtbf.be/info/opinions/detail_quand-la-parole-devient-terrorisme?id=8899986&utm_source=feedburner&utm_medium=twitter&utm_campaign=Feed%3A+RtbfInfo-Opinions+%28RTBF+info+-+Opinions%29